Sports Entertainment Group Football (SEG) moet profvoetballer Stefan de Vrij een bedrag van 4,75 miljoen euro aan schadevergoeding betalen. Dat heeft de rechtbank Amsterdam geoordeeld in een zaak die de voetballer tegen het voormalige management van SEG had aangespannen.
SEG moet dat bedrag aan De Vrij betalen, omdat het zijn mededelingsplicht tijdens de overstap van de voetballer van Lazio naar Internazionale in de zomer van 2018 had geschonden.
SEG heeft aangevoerd dat zij slechts bemiddelde namens Internazionale, zoals ook in de overeenkomst tussen De Vrij en Internazionale is vastgelegd, maar de rechtbank oordeelde dat SEG óók namens De Vrij heeft bemiddeld. In dat geval moet volgens de wet transparant zijn hoe de afspraken onderling liggen, met name als sprake is van een eigenbelang bij de bemiddelaar (SEG) die zelf overeenkomsten over haar verdiensten met Internazionale had gesloten. Volgens die overeenkomsten zou SEG een (aanzienlijke) commissie ontvangen. En daarover had SEG een mededelingsplicht jegens De Vrij.
Volgens SEG heeft zij de door haar te ontvangen commissie van 7,5 miljoen wel degelijk aan De Vrij gemeld. Dit is echter onvoldoende. Zelfs als SEG deze melding zou kunnen aantonen, geldt dat zij daarmee nog niet aan haar mededelingsplicht heeft voldaan. SEG heeft namelijk niet volledige openheid van zaken gegeven door de aanvullende vergoeding van 2 miljoen euro die zij eveneens zou verkrijgen niet te noemen. Daarnaast heeft SEG ook niet aan De Vrij medegedeeld dat zij 7,5 procent van een eventuele transfersom zou ontvangen, althans heeft zij niet aangevoerd dat zij dat zou hebben gemeld. Volgens De Vrij is hem alleen verteld dat hij de helft van een transfersom van SEG zou ontvangen. Daarmee staat de schending van de mededelingsplicht dus vast.
Geschatte schade
Het is onmogelijk te achterhalen wat Internazionale De Vrij zou hebben betaald als die de hoge commissievergoeding aan SEG zou hebben gekend. De schade door het verlies van de kans op nadere onderhandelingen door de schending van de mededelingsplicht moet daarom worden vastgesteld. De rechtbank schat de schade van De Vrij op 50 procent, van wat SEG voor de deal tussen De Vrij en Internazionale heeft ontvangen en daarmee op 4,75 miljoen euro.
#sportrecht
Lees hier de volledige uitspraak: https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBAMS:2022:1770
Als één van je werknemers door ziekte niet in staat is zijn werkzaamheden te verrichten, mag je hem of haar in beginsel niet ontslaan. Dit opzegverbod geldt gedurende de eerste twee jaar van de arbeidsongeschiktheid van werknemer en houdt in beginsel in dat het UWV je geen toestemming voor ontslag van deze werknemer zal verlenen en dat de rechter diens arbeidsovereenkomst niet zal ontbinden. Dit tenzij het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van je zieke werknemer losstaat van diens arbeidsongeschiktheid, bijvoorbeeld omdat de zieke werknemer ernstig verwijtbaar handelt, of tenzij de ontbinding in het belang van de zieke werknemer is.
Sinds de invoering van de Wet Werk en Zekerheid (WWZ) in 2015 heeft de wetgever het werkgevers nog moeilijker gemaakt zieke werknemers te ontslaan. Ter illustratie daarvan dient het volgende.
Als je werknemers in verband met een noodzakelijke reorganisatie wil ontslaan, kun je via de beleidsregels van het UWV vaststellen welke werknemers voor ontslag in aanmerking komen. Vóór invoering van de WWZ gold dat je de door jou geselecteerde werknemers vervolgens aan het UWV voordroeg voor ontslag. Als het UWV je toestemming voor ontslag van de geselecteerde werknemers gaf, kon je de ontslagvergunning in geval van een arbeidsongeschikte werknemer niet gebruiken, tenzij de werknemer binnen de termijn gedurende welke deze geldig was alsnog herstelde. Wel kon je de rechter vervolgens verzoeken de arbeidsovereenkomst van deze werknemer te ontbinden. Sinds de invoering van de WWZ kun je arbeidsongeschikte werknemers helemaal niet meer in je ontslagaanvraag meenemen, maar moet je de volgende werknemer die voor ontslag in aanmerking komt die wel arbeidsgeschikt is voor ontslag voordragen.
Ziekmelding geldt alleen vóór ontslagaanvraag
Niet gewijzigd is dat het opzegverbod tijdens ziekte alleen werking heeft als van de arbeidsongeschiktheid al sprake was voordat de ontslagaanvraag was ingediend. Als de werknemer zich pas ná indiening van de ontslagaanvraag ziek meldt, geldt het opzegverbod niet en kun je de arbeidsongeschikte werknemer na verkregen toestemming gewoon ontslaan.
Ontbinding na ziekmelding mogelijk?
Maar wat geldt als je werknemer zich ná de ontslagaanvraag heeft ziekgemeld en het UWV géén toestemming voor het ontslag verleent? Op grond van de wet kun je de kantonrechter binnen twee maanden na de weigering van de ontslagaanvraag verzoeken de arbeidsovereenkomst te ontbinden. De vraag is of de arbeidsongeschiktheid van de werknemer, die pas na de ontslagaanvraag door ziekmelding bekend is geworden, aan de ontbinding van de arbeidsovereenkomst in de weg staat? Doordat ontslag van arbeidsongeschikte werknemers onder de WWZ is beperkt, hebben veel kantonrechters geoordeeld dat het feit dat de werknemer zich heeft ziekgemeld aan ontbinding van de arbeidsovereenkomst in de weg staat. Dit terwijl andere kantonrechters oordeelden dat de ziekmelding De Hoge Raad heeft bij arrest van 18 februari jl. echter bepaald dat dat niet het geval is. De uitzondering op het opzegverbod in geval van een ziekmelding ná de indiening van de ontslagaanvraag bij het UWV geldt dus ook in de daaropvolgende ontbindingsprocedure bij de kantonrechter.
De Hoge Raad motiveert dit oordeel als volgt. Uit de wetsgeschiedenis en het stelsel van de wet blijkt volgens de Hoge Raad dat de wetgever mogelijk oneigenlijk gebruik door de werknemer van het opzegverbod tijdens ziekte hiermee heeft willen ondervangen. Zou de uitzondering op het opzegverbod niet doorwerken in de ontbindingsprocedure, dan zou dat ruimte laten voor strategische ziekmeldingen vóór de procedure bij de kantonrechter om ontslag te voorkomen. Dat past niet bij de bedoeling van de wetgever en het stelsel van het ontslagrecht.
Met deze uitspraak is een einde gekomen aan de onzekerheid over dit vraagstuk.
Conclusie
Kort en goed komt het erop dat de arbeidsovereenkomst van een werknemer die zich ná indiening van de ontslagaanvraag heeft ziekgemeld wél door de kantonrechter op grond kan worden ontbonden.
Heb je vragen naar aanleiding van een ziekmelding van een werknemer of heb je een andere arbeidsrechtelijke vraag? Neem dan contact op met Hannah Brenninkmeijer of Babs Dubois via 020204467 of via brenninkmeijer@loyr.nl of dubois@loyr.nl.
Uiterlijk op 27 maart 2022 moeten organisaties hun zogenoemde ‘ubo’ hebben geregistreerd, de ultimate beneficial owner, oftewel de uiteindelijke eigenaar van of degene met de uiteindelijke zeggenschap binnen een onderneming, stichting, vereniging of kerkgenootschap. Het komt erop neer dat jouw organisatie in het ubo-register van de Kamer van Koophandel moet registeren wie de eigenaar of persoon met zeggenschap van jouw organisatie is. Daarbij moet je van die persoon een flink aantal privacygevoelige gegevens vastleggen.
De verplichting tot het openstellen van een ubo-register volgt uit de vierde en vijfde Europese anti-witwasrichtlijn en zou het witwassen, fraude, belastingontduiking en alle overige financieel-economische criminaliteit moeten voorkomen. De Europese anti-witwasrichtlijn verplicht EU-lidstaten persoonsgegevens van de ubo’s van ondernemingen te registreren en voor het publiek openbaar te maken. Deze openbaarheid zou een afschrikkende werking moeten hebben, bijvoorbeeld in het geval dat personen plannen zouden hebben geld wit te wassen of terroristische activiteiten te financieren. In Nederland is het ubo-register gekoppeld aan het handelsregister van de Kamer van Koophandel.
Welke organisaties moeten hun ubo registreren?
In Nederland moeten de volgende organisaties vastleggen wie de uiteindelijk eigenaar of degene met zeggenschap is:
- (niet-beursgenoteerde) bv’s en nv’s;
- overige rechtspersonen:
- stichtingen;
- ubo-plichtige (dat wil zeggen formele) verenigingen (de vereniging van eigenaren is dat niet);
- onderlinge waarborgmaatschappijen;
- en coöperaties;
- personenvennootschappen:
- maatschappen;
- vennootschappen onder firma; en
- commanditaire vennootschappen;
- rederijen;
- Europese naamloze vennootschappen (SEs);
- Europese coöperatieve vennootschappen (SCEs);
- Europees economisch samenwerkingsverbanden;
- kerkgenootschappen.
Voor een bv of nv gaat het dan om personen die meer dan 25% van de aandelen bezitten, of personen met meer dan 25% van de stemrechten of zij met de feitelijke zeggenschap over de onderneming. Een onderneming kan dus meer dan één ubo hebben.
Welke gegevens moet je registreren?
Het ubo-register zal een openbaar en een besloten deel bevatten. In principe zal iedereen tegen een kleine betaling toegang tot het openbare gedeelte van het register kunnen verkrijgen. De bezoeker van het register kan niet op naam van de ubo zoeken, maar alleen op naam van de organisatie. De gegevens die de bezoeker kan inzien, zijn de volgende: voornamen en achternaam van de ubo, alsmede diens geboortemaand en -jaar, diens nationaliteit, diens woonstaat en de aard en omvang van het economische belang van de ubo in de organisatie.
Het besloten deel van het register zal alleen voor bevoegde autoriteiten en de Fiscale Inlichtingen Eenheid toegankelijk zijn. In dit deel van het register zijn de volgende gegevens terug te vinden, BSN of TIN (het buitenlands fiscaal identificatienummer) van de ubo, geboortedag van de ubo, geboorteland en -plaats van de ubo, diens woonadres, een afschrift van de documentatie die van belang is voor de identificatie van de ubo-identiteit en van de aard en omvang van het economisch belang.
Afscherming van openbare gegevens
Een ubo kan om afscherming van de openbare gegevens verzoeken als:
- hij minderjarig is;
- onder curatele of onder bewind staat;
- politiebeveiliging heeft.
Instanties zoals het Openbaar Ministerie, de politie, de Belastingdienst en de Financiële Inlichtingen Eenheid kunnen wel altijd alle gegevens inzien.
De verplichting tot registratie geldt niet voor buitenlandse ondernemingen
Voor buitenlandse ondernemingen geldt de verplichting tot registratie geldt niet, evenmin als voor rechtspersonen met een hoofd- of nevenvestiging in Nederland. Zij zullen zich wél aan de regelgeving van het oprichtingsland moeten houden.
Roep om uitstel van de datum van 27 maart a.s.
Op 21 februari jl. hebben ondernemersorganisatie MKB-Nederland en werkgeversvereniging VNO-NCW het kabinet opgeroepen de verplichte ubo-registratie uit te stellen. Ook Familiebedrijven Nederland (FBNed) en ondernemersorganisatie ONL hebben het kabinet daartoe opgeroepen. Naar aanleiding van die oproepen zijn Kamervragen gesteld en hebben verschillende politieke partijen (VVD, SGP en CDA) om uitstel van de verplichte ubo-registratie verzocht.
De reden voor de oproep tot uitstel van de invoering is erin gelegen dat volgens deze organisaties en volgens een aantal Kamerleden ten minste moet worden gewacht totdat de door de Luxemburgse aan de Europese rechter gestelde vragen zijn beantwoord. In de uitspraak van de Europese rechter wordt immers vastgesteld of bepaalde richtlijnbepalingen voor het register wel geldig zijn. Volgens stichting Privacy First zal de Europese rechter naar alle waarschijnlijkheid een streep halen door de openbaarheid van het register. In dat kader is van belang dat de advocaat-generaal van het Hof van Justitie van de Europese Unie naar aanleiding van de vragen uit Luxemburg heeft geconcludeerd dat het register in de huidige vorm niet acceptabel zou zijn.
Verzoek niet gehonoreerd, deadline van 27 maart a.s. staat vast!
Desalniettemin heeft het Ministerie van Financiën het uitstelverzoek afgewezen. Daarmee staat de deadline van 27 maart 2022 vast. Volgens het Ministerie is de privacy van de ubo’s voldoende gewaarborgd, doordat ook de mogelijkheid wordt geboden gegevens af te schermen.
Minister Kaag heeft in dat kader in antwoord van 21 maart jl. op de Kamervragen verklaard dat aan de juridische entiteiten reeds een ruime termijn van anderhalf jaar geboden is voor de registratie en dat verder uitstel tot wetswijziging zou nopen. Hoewel de registratie tijd kost, zouden de gegevens nu wel voorhanden moeten zijn. Bovendien wordt de privacy-impact van de invoering van de maatregel tot tweemaal toe geëvolueerd, de eerste keer na een jaar en de tweede keer vier jaar na de uiterste datum van indiening, op 27 maart 2026. Kaag heeft voorts toegezegd dat in het geval dat de uitspraak van het Europese Hof van Justitie tot andere inzichten zou leiden, die inzichten vanzelfsprekend zullen worden overgenomen.
Hoewel hier volgens de stichting Privacy First en ook volgens de ondernemersorganisaties voldoende aan is tegen te werpen, geldt dat de datum van 27 maart 2022 nu met rasse schreden dichterbij komt en dat de sancties op niet-inschrijven of een onvolledige of te late inschrijving niet mals zijn, zoals een geldboete van ten hoogste € 20.750,00 per entiteit of een gevangenisstraf van ten hoogste zes
Schrijf je zo spoedig mogelijk in!
Voor zover jouw organisatie daartoe nog niet is overgegaan, betekent dat dat je de ubo van jouw organisatie dus toch zo spoedig mogelijk zult moeten inschrijven. Het zal naar alle waarschijnlijkheid druk worden bij het inschrijven van de ubo, want uit onderzoek bleek dat op 17 maart jl. nog maar een kwart van de organisaties haar ubo had geregistreerd. Wacht dus niet te lang!
Inschrijven van jouw organisatie kan via de volgende link: UBO’s inschrijven, wijzigen en uitschrijven – UBO-register (kvk.nl)
Op 9 december jl. heeft LOYR een online training met de titel “hybride werken en de nieuwe coronamaatregelen” verzorgd. Vanwege het succes daarvan en de vele verzoeken daartoe zullen wij deze training op dinsdag 25 januari a.s. van 9.30 tot 10.30 uur herhalen. Tijdens deze kosteloze online training zullen onder meer de volgende vragen aan bod komen:
– Wat houdt hybride werken in?
– Mag je je medewerkers verplichten naar kantoor te komen of juist thuis te werken?
– Welke regels gelden voor thuiswerken? Hoe ver reikt mijn zorgplicht?
– Als je medewerkers naar kantoor komen, mag je ze dan vragen of ze gevaccineerd zijn?
– Mag je werknemers in de horeca of van evenementen naar hun QR-code vragen?
– Zo ja, moet de anderhalve meter regel dan nog worden toegepast?
– Mag je je medewerkers weigeren als ze niet gevaccineerd zijn?
– Moet je hun loon dan nog blijven voldoen of komt het niet-werken voor eigen risico?
Mogelijk is deze herhaling nog actueler, omdat in week van 2022 het spoedwetsvoorstel tot invoering van 2G (wat neerkomt op het slechts toegang verschaffen van gevaccineerden of genezen personen en dus niet meer van recent geteste personen) in behandeling wordt genomen. Vanzelfsprekend is tijdens de training ook ruimte voor jouw vragen.
Mocht je graag aan deze online training willen deelnemen, dan kun je je via brenninkmeijer@loyr.nl aanmelden. Als je een collega of bekende wil uitnodigen, dan kan dat natuurlijk. In dat geval ontvangen wij graag haar of zijn naam en mailadres.
We zien jouw aanmelding graag tegemoet.
Ook voor het jaar 2022 is een wetswijzigingen gepland. Hieronder treffen jullie de wetswijzigingen overzichtelijk per rechtsgebied aan.
ARBEID
Wetsvoorstel Implementatie EU-richtlijn transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden.
Voor werkgever zal de informatieverplichting aan werknemers worden uitgebreid, daarnaast zal een verbod op nevenwerkzaamheden worden ingevoerd en moet scholing kosteloos worden aangeboden.
Uitbreiding informatieverplichting
Werkgevers zijn al wettelijk verplicht om werknemers schriftelijk te informeren over een aantal details van hun arbeidsrelatie waaronder de functie, datum aanvang dienstverband en salaris. Vanaf 1 augustus 2022 moeten werkgevers ook informatie verstrekken over werk- en rusttijden, het opleidingsbeleid en procedures bij ontslag. Het personeelsreglement van veel organisaties zal op deze punten moeten worden aangepast.
Geen verbod op nevenwerkzaamheden
Op dit moment zie je in arbeidsovereenkomsten vaak een nevenwerkzaamhedenbeding staan. Vanaf 1 augustus 2022 is het opnemen van een verbod op nevenwerkzaamheden niet langer toegestaan. De verwachting is wel dat het in uitzonderingssituaties een dergelijk beding toch mag worden opgenomen of dat een dergelijk beding onder strikte voorwaarden wel is toegestaan, zoals ook het geval is bij een concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd.
Kosteloos aanbieden verplichte scholing
In de wet staat thans opgenomen dat werkgevers verplicht zijn om werknemers in staat te stellen scholing te volgen die noodzakelijk is voor de uitoefening van de functie. Per 1 augustus 2022 moet ‘verplichte’ scholing bovendien kosteloos worden aangeboden. Een studiekostenbeding is dan nog slechts in bepaalde gevallen mogelijk. Dit zal in ieder geval niet bij ‘verplichte’ scholing het geval zijn. Nog niet duidelijk is wat precies onder ‘verplichte’ scholing zal worden verstaan.
Momenteel worden de wijzigingen door de wetgever nog uitgewerkt. Daardoor is het nog niet helemaal duidelijk of de wijzigingen voor alle op 1 augustus 2022 bestaande overeenkomsten zullen gelden. Wel is het van belang hierop vast te anticiperen door alvast na te laten denken over de wijziging van je arbeidsvoorwaardenreglement.
Wet betaald ouderschapsverlof
Dit wetsvoorstel betreft de implementatie van de Europese richtlijn betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers. Volgens dit voorstel krijgen werkende ouders negen weken betaald ouderschapsverlof die zij in het eerste jaar na de geboorte van hun kind kunnen opnemen. De Nederlandse wetgeving voldeed nog niet aan de richtlijn voor wat betreft het recht op twee maanden betaald ouderschapsverlof.
Belangrijke wijziging van de WOR
Om flexwerkers meer bij de medezeggenschap van een onderneming te betrekken, worden de termijnen voor actief en passief kiesrecht vervroegd. Dit wetsvoorstel is inmiddels door de Eerste Kamer aangenomen. Nu geldt dat een werknemer de leden van de ondernemingsraad mag kiezen als hij ten minste zes maanden bij werkgever werkzaam is. Als hij een jaar werkzaamheden heeft verricht mag hij zich ook verkiesbaar stellen. Deze beide termijnen worden naar drie maanden verkort. Voor uitzendkrachten geldt dat de termijn waarbinnen hij medezeggenschapsrechten opbouwt van 24 maanden naar 15 maanden wordt verkort. Dit betekent concreet dat een uitzendkracht zich na achttien maanden verkiesbaar mag stellen en leden van de ondernemingsraad mag kiezen. De ondernemingsraad mag ervoor kiezen in zijn reglement van deze kiestermijnen af te wijken.
Vaste commissies
Voor de behandeling van vaste onderwerpen als financiën of Arbo mag de ondernemingsraad een vaste commissie instellen. Voor deze vaste commissies geldt nu dat deze commissies niet meer voor de meerderheid uit leden van ondernemingsraad hoeven te bestaan. Door deze wijziging kunnen ook deskundige medewerkers die geen deel van de ondernemingsraad uitmaken deelnemen in een vaste commissie. In dat geval geldt wel dat als de commissie voor de meerderheid uit niet-leden van de ondernemingsraad bestaat, zij geen advies- of instemmingsrecht heeft.
ONDERNEMING
Tijdelijke wet Covid-19
Op 24 april 2020 is de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid in werking getreden. Deze tijdelijke wet schuift wettelijke en statutaire beperkingen tijdelijk terzijde, zodat bijvoorbeeld vergaderingen en besluitvorming van het bestuur, commissarissen en aandeelhouders volledig elektronisch kunnen plaatsvinden. De tijdelijke wet is op 24 november 2021 voor de negende keer met twee maanden verlengd tot 1 februari 2022.
Deze wet voorziet in verschillende regelingen op het gebied van het ondernemingsrecht, zoals:
- facilitering van elektronische besluitvorming in plaats van fysieke vergaderingen van rechtspersonen;
- verlenging van de termijn voor het opmaken van de jaarrekening door het bestuur in plaats van door de algemene vergadering van aandeelhouders; en
- tijdelijke beperking van de ‘bewijsvermoedens’ voor bestuurdersaansprakelijkheid in faillissement als deponering van de jaarrekening vertraging oploopt als gevolg van COVID-19.
Besloten en naamloze vennootschappen, verenigingen, stichtingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen kunnen dus in ieder geval tot 1 februari 2022 nog gebruik blijven maken van de tijdelijke wet.
VASTGOED
Huurverhoging vrije sector in 2022 maximaal 3,3%
In de vrije en gereguleerde (sociale) huursector gelden in 2022 regels voor de huurverhoging. Verhuurders mogen in de vrije sector de huur vanaf 1 januari 2022 maximaal met 3,3% verhogen, ook al schrijft het huurcontract een hoger percentage voor. In de gereguleerde sector mogen de huren niet verhoogd worden tot 1 juli 2022.
Onderhandse verkoop onroerend goed door overheid: aan meer regels gebonden
De Hoge Raad heeft op 26 november 2021 in een zaak tussen een vastgoedonderneming en een gemeente geoordeeld dat een overheidslichaam (zoals een gemeente) dat een onroerende zaak wil verkopen, gelegenheid moet bieden aan (potentiële) gegadigden om mee te dingen. Dat houdt in dat het overheidslichaam de koper moet selecteren in een selectieprocedure aan de hand van objectieve, toetsbare en redelijke criteria. Ook moet het overheidslichaam hierover vooraf informatie bekend maken.
Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb)
Per 1 juli 2022 wordt de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) van kracht. Hieronder staan een aantal belangrijke wijzigingen die deze wet tot gevolg heeft:
Ten eerste moeten aannemers een dossier opbouwen. In dit dossier staat informatie over alle fasen van het bouwtraject. Met dit dossier kan de aannemer laten zien dat tijdens de bouw aan het bouwcontract en aan het Bouwbesluit is voldaan. Zeer recent heeft Minister Ollongren in dit verband bekend gemaakt dat het consumentendossier niet hoeft te worden overgelegd als de aannemingsovereenkomst tot stand is gekomen voor inwerkingtreding van de WKB.
Ten tweede checkt een onafhankelijke kwaliteitsborger de kwaliteit van bouwwerken. Nu is kwaliteitsborging nog een taak van gemeenten. Deze verantwoordelijkheid wordt overgeheveld van de gemeenten naar de borgers van kwaliteit. Zij moeten onafhankelijk zijn. De kwaliteitsborger beoordeelt of het bouwwerk voldoet aan het bouwbesluit. Niet alleen na de oplevering, maar ook tijdens het bouwproces.
Ten derde wijzigt de wijze waarop de oplevering plaatsvindt. Uitgangspunt wordt dat de aannemer aansprakelijk is voor gebreken die na oplevering ontstaan. Ook als het gebreken zijn die de opdrachtgever had kunnen zien bij de oplevering. De aannemer is niet aansprakelijk als het gebrek niet zijn schuld is, bijvoorbeeld als het is ontstaan door een ontwerpfout.
OVERIGE NOG LOPENDE WETSVOORSTELLEN
- Tijdelijke wet verbreding inzet coronatoegangsbewijzen;
Dit wetsvoorstel is ingediend om alleen nog mensen die zijn gevaccineerd of zijn genezen van Covid toegang te verlenen tot de horeca, de cultuursector, bij evenementen en de niet-essentiële dienstverlening, zoals pretparken, massagesalons en zonnestudio’s. Deze wijze van toegangsverlening wordt kortweg aangeduid als 2G (gevaccineerd of genezen).
- Wet handhaving consumentenbescherming en Prijzenwet;
Deze wet moet consumenten onder meer beschermen tegen neprecensies.
- Webshops mogen geen zoekresultaten weergeven zonder duidelijk te maken dat het betaalde reclame betreft of dat is betaald om een hogere plaatsing bij een zoekmachine te krijgen.
- Online-handelaren moeten consumentenbeoordelingen vóór publicatie controleren op echtheid.
- Het (laten) plaatsen van valse consumentenbeoordelingen is verboden.
- Consumenten krijgen meer rechten als ze gebruik maken van ‘gratis’ digitale diensten waarvoor zij hun persoonlijke gegevens moeten opgeven, zoals sociale media.
- Het verkorten van de wettelijke betaaltermijn tot dertig dagen
- De wettelijke termijn waarop grote bedrijven de rekeningen van hun mkb-leveranciers moeten betalen, wordt verkort naar 30 dagen.
- Wat kwaliteit incassodienstverlening
Dit wetsvoorstel:
- verplicht incassobureaus om zich in te schrijven in een speciaal register;
- maakt het mogelijk om bij lagere regelgeving kwaliteitseisen te stellen aan de buitengerechtelijke incassodienstverlening;
- stelt een systeem van toezicht en handhaving in;
- bevat maatregelen tegen de negatieve aspecten van de verkoop van vorderingen en maatregelen tegen het verdienmodel bij de cumulatie van termijnvorderingen.
Tijdens de coronapandemie hebben veel meer werknemers thuisgewerkt en ook nu geldt weer het devies om zoveel mogelijk thuis te werken. Maar ook als de lockdown wordt opgeheven geldt dat altijd nog zal worden meer thuisgewerkt dan voorheen, meestal in hybride vorm. Maar op dit moment geldt dat werknemers geen recht op thuiswerken hebben. Wellicht wordt dat binnenkort anders, want in week 3 van 2022 vindt een plenaire vergadering over het wetsvoorstel ‘Wet werken waar je wil’ in de Tweede Kamer plaats. Het wetsvoorstel moet werknemers meer vrijheid geven in de balans tussen thuiswerken en werken op locatie.
Wat verandert het voorstel?
Op grond van de huidige Wet flexibel werken (Wfw) kunnen werknemers een verzoek bij jou als werkgever tot wijziging van de arbeidsduur en werktijden indienen. Je mag een dergelijk verzoek alleen afwijzen als je kunt aantonen dat je daartoe “zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen” hebt. Op basis van dezelfde wet kunnen je werknemers ook een verzoek tot wijziging van hun arbeidsplaats indienen. Je mag dit verzoek op dit moment nog op iedere grond én ongemotiveerd afwijzen, een zwaarwegend bedrijfs – of dienstbelang is op dit moment dus nog niet noodzakelijk voor afwijzing ervan. Het wetsvoorstel ”Wet werken waar je wil” beoogt daarin verandering te brengen doordat daarin is bepaald dat een verzoek tot thuiswerken (en dus een verzoek tot aanpassing van de arbeidsplaats) voortaan op dezelfde manier moet worden behandeld als een verzoek tot aanpassing van de werktijden of de arbeidsduur. Ook een verzoek tot thuiswerken mag je dan alleen afwijzen als sprake is van zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen.
Zwaarwegende bedrijfs – of dienstbelangen
Het criterium ‘zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen’ is een vrij strenge toets waaraan je in de praktijk niet snel voldoet. Van een zwaarwegend bedrijfs – of dienstbelang is bijvoorbeeld sprake als economische, technische of operationele belangen door de wijziging van de arbeidsplaats van je werknemer ernstig zouden worden geschaad. Bijvoorbeeld als de veiligheid van je bedrijfsvoering of collega’s in het geding kunnen komen of de bedrijfsvoering praktisch tot stilstand komt als de betreffende werknemer thuiswerkt.
De initiatiefnemers van het wetsvoorstel achten het mogelijk dat het behoud van de sociale cohesie op de werkvloer een voldoende zwaarwegend bedrijfsbelang vormt op basis waarvan een werkgever een verzoek tot aanpassing van de werkplaats (gedeeltelijk) kan afwijzen.
Het verzoek
Het verzoek tot aanpassing van de arbeidsplaats moet de werknemer schriftelijk indienen. De werknemer moet het verzoek ten minste twee maanden vóór de beoogde ingangsdatum van de aanpassing indienen. In het verzoek moet de werknemer in ieder geval vermelden op welk moment hij de verzochte aanpassing wil laten ingaan. De werknemer hoeft het verzoek niet te motiveren, maar moet wel met jou over het verzoek in overleg treden. Je moet uiterlijk een maand vóór de beoogde ingangsdatum een schriftelijk besluit over de aanpassing hebben genomen.
Uitzonderingen
Als je minder dan tien werknemers in dienst hebt, is de Wet Flexibel Werken niet van toepassing. Ook kun je met de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging schriftelijk overeenkomen dat je voor de duur van maximaal vijf jaar van de wet zult afwijken. Ook als een cao op de arbeidsovereenkomst van toepassing is, kan van de wet worden afgeweken.
Wetsvoorstel overbodig?
De Afdeling advisering van de Raad van State heeft zich over het initiatiefwetsvoorstel gebogen en zich afgevraagd of het niet aan werkgevers en werknemers is daarover afspraken te maken, bijvoorbeeld in een cao. Volgens de Raad komt wetgeving pas in beeld als zich structureel knelpunten voordoen waar de praktijk niet goed uitkomt en dat zich vooralsnog geen zodanig probleem heeft gemanifesteerd, zodat dit wetsvoorstel feitelijk prematuur is.
De bezwaren van de Raad tegen het wetsvoorstel worden gedeeld door werkgeversvereniging AWVN. Deze bezwaren zullen naar alle waarschijnlijkheid in het debat over het wetsvoorstel aan bod komen, zodat het de vraag is of het voorstel al dan niet in aangepaste vorm uiteindelijk ook een wet zal worden.
Vanzelfsprekend houden we je van de ontwikkelingen op de hoogte. Mocht je in de tussentijd vragen over je verplichtingen richting je werknemer ter zake een thuiswerkplek hebben of als je een thuiswerkbeleid wil laten opstellen, neem dan gerust contact met Babs Dubois (dubois@loyr.nl) of Hannah Brenninkmeijer (brenninkmeijer@loyr.nl) op
Op 1 mei 2021 is de ‘Wet maximering huurprijsverhogingen geliberaliseerde huurovereenkomsten’ in werking getreden. Deze wet is een onderdeel van een pakket aan maatregelen om starters op de woningmarkt en middeninkomens te helpen een betaalbare huurwoning te vinden. Het woningtekort met het negatief effect van de coronacrisis is de aanjager geweest van deze wet.
Op grond van deze wet kunnen de huurprijzen van geliberaliseerde huurwoningen sinds 1 mei 2021 jaarlijks maximaal met het niveau van de inflatie plus 1% stijgen. In de praktijk betekent dit voor 2021 een toegestane huurverhoging van ten hoogste 2,4%.
De wet heeft tot gevolg dat individuele afspraken tussen verhuurder en huurder over huurprijsverhoging met ingang van 1 mei 2021 niet langer geldig zijn. Een beding in een bestaande huurovereenkomst waar een hoger percentage is afgesproken is sindsdien ‘nietig’. Dat betekent dat de afspraak ongeldig is voor zover deze hoger is dan het maximaal toegestane percentage. Deze nieuwe regel geldt zowel voor toekomstige als bestaande geliberaliseerde huurovereenkomsten. Wel geeft de wet een uitzondering als de verhuurder investeringen heeft gedaan die een woningververbetering tot gevolg hebben gehad. In dat geval mag de huurprijs met een bedrag hoger dan de inflatie plus 1% worden verhoogd, op voorwaarde dat de verhoging in redelijke verhouding staat tot de investeringskosten van de verhuurder.
De wet geldt voor een periode van drie jaar en dus tot 1 mei 2024. Na 2,5 jaar (eind 2023) volgt een evaluatie en kan tot eventuele verlenging worden besloten.
Sinds mei 2021 is Floris Havelaar voorzitter van Stichting Herdenkingsstenen Amersfoort (hierna: “de Stichting“). De stichting herdenkt slachtoffers van het naziregime bij hun laatste woning in Amersfoort. Ze zijn vermoord of gedeporteerd. Het gaat om ruim 350 Joodse slachtoffers, de helft van de Amersfoortse Joden in die tijd, en meer dan zestig verzetsstrijders.
Op 30 april 2015 zijn de eerste zestien herdenkingsstenen onthuld. Het zijn zwart granieten stenen met daarin de naam, leeftijd en plaats van overlijden. In totaal zijn ruim 400 herdenkingsstenen gelegd. Het zijn stille getuigen van stadsgenoten die een gruwelijk lot ondergingen in de Tweede Wereldoorlog.
Het motto van de Stichting is: “Wij zullen hun namen niet vergeten.”. Nu (bijna) alle stenen zijn gelegd, gaat het van leggen naar uitleggen. De Stichting zal zich richten op het doorvertellen van de verhalen over en levens van de ruim 400 mensen die het leven hebben moeten laten door wie zij waren. Floris zal daar samen met de rest van het bestuur van de Stichting zijn energie in steken.
Op 4 mei jl. vond de symbolische overdracht plaats van het voorzitterschap van de Stichting. Meteen daarna heeft het bestuur samen met leden van de werkgroep en vrijwilligers op 201 locaties witte anjers gelegd voor de slachtoffers.
Inleiding
Al in 1998 zou een Italiaans mediaconglomeraat onaangekondigd plannen hebben geïnitieerd voor een elitecompetitie met de grootste voetbalclubs van Europa. Nadien hebben de grote Europese voetbalclubs dat idee steeds in het leven gehouden.
De clubs Real Madrid, FC Barcelona, Atlético Madrid, AC Milan, Internazionale, Juventus, Arsenal, Chelsea, Liverpool, Manchester City, Manchester United en Tottenham Hotspur maakten op zondag 18 april 2021 bekend dat zij een eigen midweeks Europees toernooi zouden starten, de Super League. Deze clubs wilden daarnaast in de nationale competitie blijven spelen.
In de brief van de Super League is door betreffende voetbalclubs benadrukt dat zij de UEFA Champions League en de Europa League niet zouden willen vervangen, maar dat zij daarmee zouden willen concurreren.
Het idee was dat de Super League een gesloten competitieconcept zou worden naar het model van de Amerikaanse NBA en de NFL. Een concept dat de voetballiefhebber grotendeels vreemd is. Bovendien zou de Super League, bij gebrek aan een piramidestructuur, geen promotie en degradatie kennen.
Direct na het uitbrengen van het persbericht hebben UEFA, de FIFA en de nationale bonden zich massaal tegen de Super League uitgesproken.
De UEFA dreigde bovendien direct om de betreffende clubs die nu nog actief zijn in Europa – Real Madrid, Manchester City en Chelsea (in de halve finales van de Champions League) – per direct daarvan uit te sluiten en bovendien de spelers van de Super League-clubs van het komende EK te verbannen.
Waar ligt de grens als het gaat om de door UEFA en FIFA aangekondigde sancties?
Op 16 december 2020 heeft het Gerecht van de Europese Unie een uitspraak gedaan die in deze kwestie als precedent zou kunnen gelden. In die uitspraak bevestigt het Gerecht dat de regels van de Internationale Schaatsunie (ISU), die voorzien in strenge straffen voor atleten die deelnemen aan niet door de ISU erkende evenementen, in strijd zijn met het Europese mededingingsrecht.
Waar ging het in de ISU-zaak over?
De ISU is de enige internationale sportfederatie die door het Internationaal Olympisch Comité (IOC) is erkend voor het beheer en de administratie van het kunstschaatsen en het snelschaatsen. De ISU organiseert daarnaast verschillende schaatsevenementen in het kader van de belangrijkste internationale wedstrijden, zoals de Europese en wereldkampioenschappen en de Olympische Winterspelen.
In 2014 wilde de Koreaanse onderneming Icederby International Co. Ltd een schaatswedstrijd met evenementen in een nieuw formaat in Dubai (Verenigde Arabische Emiraten) organiseren. Aangezien de ISU dat evenement niet toestond, vond die organisator het moeilijk zich van de deelname van professionele schaatsers te verzekeren, waardoor hij van zijn plan afzag. Dit omdat schaatsers die bij nationale federaties zijn aangesloten en lid zijn van de ISU, krachtens de statuten van de ISU zijn onderworpen aan een stelsel van voorafgaande toelating, dat een aantal “toelatingsregels” omvat. Op grond van deze regels (in de voor die periode geldende versie) werd deelname van een schaatser aan een niet door de ISU toegelaten wedstrijd gesanctioneerd met een levenslang verbod op deelname aan enige door de ISU georganiseerde wedstrijd.
Nadat twee Nederlandse beroepsschaatsers een klacht hadden ingediend, heeft de Europese Commissie in haar besluit van 8 december 2017 geoordeeld dat de toelatingsregels van de ISU onverenigbaar waren met de Europese mededingingsregels, voor zover zij ertoe strekten de mogelijkheden van beroepsschaatsers om vrij deel te nemen aan door derden georganiseerde internationale evenementen te beperken en zij deze derden derhalve de diensten van atleten ontzegden die noodzakelijk waren om deze wedstrijden te organiseren. De Commissie heeft de ISU daarom gelast een einde te maken aan de vastgestelde inbreuk.
De ISU heeft tegen de bestreden beschikking beroep ingesteld bij het Gerecht van de Europese Unie. Het Gerecht bevestigt uiteindelijk dat de door de Commissie met betrekking tot de betrokken regeling vastgestelde kwalificatie van mededingingsbeperkende strekking, gegrond is.
Deze ISU-zaak biedt enerzijds een handvat voor de beantwoording van de vraag of de door UEFA aangekondigde sancties voor deelname aan de Super League evenredig is. De conclusie kan namelijk zijn dat het uitsluiten van voetbalclubs van deelname aan de door UEFA georganiseerde competities en het verbannen van de spelers van de Super League-clubs van het komende EK voor deelname aan de Super League een stap te ver gaat.
Daarnaast is het nog maar de vraag of de door UEFA aangekondigde sancties proportioneel zijn. Sancties zijn weliswaar toegestaan, maar ze moeten strikt noodzakelijk zijn om doelen van algemeen belang te beschermen en niet verder gaan dan nodig. In dat kader zou het verbannen van clubs uit nationale competities afdoende kunnen zijn, zodat het niet nodig is om ook nog aan spelers beperkingen op te leggen.
Anderzijds biedt deze uitspraak van het Gerecht UEFA de ruimte haar competities te verdedigen door zich te beroepen op twee legitieme doelstellingen, te weten:
(i) de bescherming van haar kalender tegenover de concurrentie van de Super League; en (ii) de instandhouding van haar herverdelingsmodel van de inkomsten om zo de duurzaamheid en ontwikkeling van het voetbal te waarborgen.
De UEFA zou daarnaast ook nog een beroep kunnen doen op de antikartelwetgeving. Immers, de Super League heeft tot doel inkomsten te verdelen onder haar leden en daardoor andere potentiële deelnemers uit te sluiten van deze zakelijke mogelijkheid. Toetreding tot dit gesloten model is namelijk niet of nauwelijks mogelijk.
Uitspraak Spaanse rechtbank
De Spaanse rechtbank in Madrid heeft op 20 april 2021 al een eerste uitspraak gedaan inzake de door de UEFA en FIFA aangekondigde sancties tegen de Super League-clubs. De Spaanse rechtbank heeft geoordeeld dat straffen nog niet mogen worden opgelegd zolang de gehele zaak nog niet volledig bestudeerd is. Het lijkt er daarmee op dat de Super League-clubs de eerste juridische slag hebben gewonnen. Alleen, het is nog maar de vraag hoever de bevoegdheid van de Spaanse rechter strekt om definitief te kunnen oordelen in zaken aangaande de UEFA, de FIFA en bijvoorbeeld de Engelse Premier League.
De fans, de belangrijkste stakeholder in het voetbal
Duizenden fans hebben zich de afgelopen dagen duidelijk uitgelaten over de Super League, met daarbij de eis dat “hun” club zich zo snel mogelijk zou terugtrekken. En met succes. Verschillende clubbestuurders hebben inmiddels ook hun excuses aangeboden aan de fans voor het mislukte project. Doordat verschillende clubs zich inmiddels hebben teruggetrokken, is het (voorlopig) einde verhaal voor de Super League. Hiermee is maar weer gebleken dat het voetbal “van” de fans is. De fans hebben het voetbal in ieder geval van verdeeldheid en van verschillende complexe juridische procedures gered.
De Super League heeft verenigd
Zoals de Italiaanse sportkrant Gazzetta dello Sport er al cynisch op wees, zijn de Super League-clubs er wél in geslaagd om op één dag tijd fans, spelers, media en zelfs politici te verenigingen.
Door: Zabih Etemadi, advocaat ondernemingsrecht en sportrecht
LOYR is jarig en bestaat vandaag vijf jaar. Vijf jaar waarin wij onze klanten terzijde hebben gestaan, zodat zij zich kunnen blijven richten op dat wij zij het leukste vinden. Op een verjaardag blik je vaak ook even terug. Om die reden leek het ons leuk met jullie te delen hoe de naam LOYR destijds is ontstaan.
Toen wij begin 2016 druk bezig waren met de voorbereidingen op ons nieuwe leven als advocaat én ondernemer, liep alles op rolletjes. Over de locatie van het kantoor waren we het snel eens. Ook over de visie en (dus) de koers die we zouden varen, stonden onze neuzen dezelfde kant op. Het was een en al pais en vree. Maar toen. Toen moest de naam nog even worden bedacht.
Avonden lang belden we met elkaar over de namen die ons die dag te binnen waren geschoten. Insteek van die telefoongesprekken was elkaar ervan te overtuigen dat jij toch écht met de beste naam was gekomen. De anderen dus overtuigen van je eigen gelijk. En dat is lastig, want “de anderen” zijn ook advocaten. En advocaten laten zich, eufemistisch gezegd, niet zo makkelijk overtuigen van andermans gelijk. Dat wordt ook wel beroepsdeformatie genoemd.
Kortom, we kwamen er niet uit. Bij elke naam werd door een ander een veto uitgeroepen. En toen deed één van ons een heel goed voorstel (over wie dat was, wordt nog altijd getwist 😉). We huren iemand in. En zo geschiedde. Wij volgden een namenworkshop waarin wij een lijst met twaalf namen tot drie namen moesten terugbrengen. Na dat te hebben gedaan, stuurden wij de volgende e-mail aan Nadji, onze “brandstrateeg”:
Beste Nadji,
Veel dank voor de terugkoppeling. We zijn zeer enthousiast tot dusverre!
Wat ons betreft zit DE naam er alleen nog niet tussen. Wel denken we dat we heel erg in de buurt komen van wat wij willen. Daarom stuur ik jou – zoals gevraagd – onze top drie. Ook plaats ik bij de gekozen namen enkele opmerkingen, zodat je ook meteen weet waar het volgens ons nog aan schort.
Top 3 allen
Kraft Advocaten
Level Advocaten
Loy Advocaten
Bij “Loy Advocaten” legden wij de relatie met law/lawyer/joy/loyal. Wij vonden het bovendien eigentijds klinken. Maar toch. We twijfelden. Onze twijfel verwoordden wij als volgt: Op zich een interessante naam, alleen ontbreekt er nog “iets”.
Per kerende mail ontvingen wij een reactie waarin achter “Loy” de letter “r” was geplaatst. En toen vielen werkelijk alle puzzelstukjes op hun plaats. Het was – in goed Nederlands – spot on. LOYR was geboren. En de rest is verleden tijd. Trots, met succes en met veel plezier adviseren en procederen wij inmiddels al vijf jaar lang onder de naam LOYR.
In die vijf jaar zijn wij in omvang verdubbeld en mogen wij ons inmiddels een full-servicekantoor noemen, met een focus op de ondernemer. Tot onze cliënten behoren (letterlijk) de slager op de hoek tot multinationals. En alles wat daar tussenin zit. Wij bedanken al onze klanten voor het vertrouwen dat zij ons geven en hopen hen – en heel veel anderen – nog vele lustra te mogen blijven assisteren.
Moraal van dit verhaal: huur een professional in als je het zelf niet kunt (bedenken) en doe datgene wat je zelf graag doet. Met andere woorden: volg je hart. Dat doen wij al vijf jaar lang. De komende jaren en – hopelijk – lustra zullen wij ons gepassioneerd blijven inzetten voor jullie belangen, zodat ook jullie kunnen blijven doen wat jullie leuk vinden!