Door de invoering van de FIFA Football Regulations is het behalen van een FIFA-voetbalmakelaarsexamen vanaf 1 oktober 2023 verplicht om als zaakwaarnemer actief te kunnen blijven in de voetbalwereld. Gisteren (24 mei 2023) heeft de Duitse rechtbank in het arrondissement Dortmund echter bepaald dat het nieuwe FIFA-reglement voor voetbalmakelaars (FFAR) nog niet in Duitsland mag worden toegepast zolang het Europees Hof van Justitie daarover nog geen uitspraak heeft gedaan.
In Duitsland had de rechtbank van Mainz in april 2023 inzake een prejudiciële beslissing over het nieuwe FIFA-reglement voor voetbalmakelaars al verwezen naar het Europees Hof van Justitie. Omdat het lang zal duren voordat het Europees Hof van Justitie daarover een uitspraak zal doen, oordeelde de Duitse rechter op 24 mei 2023 dat er voldoende spoed is om het (voorlopig) verbod op de invoering van het nieuwe FIFA-reglement door de Duitse voetbalbond (DFB) toe te kennen. De Duitse rechter is namelijk van oordeel dat het nieuwe FIFA-reglement voor voetbalmakelaars een concurrentiebeperkend element bevat.
Het verbod in Duitsland staat in contrast met een recente uitspraak in Nederland, waar twee vertegenwoordigers van de Nederlandse en internationale voetbalmakelaars de gerechtelijke procedure tegen de invoering van de nieuwe FIFA-reglement in Nederland hebben verloren.
In april 2023 zakte bijna de helft van de kandidaten voor het eerste FIFA-examen voor voetbalmakelaars. Van de 3.800 makelaars die het examen aflegden, slaagden slechts 1.962. Alleen zij zullen zij de FIFA-licentie van voetbalmakelaar per 1 oktober 2023 krijgen. Met die licentie kunnen zij als vertegenwoordiger voor transfers of contractverlengingen van spelers, coaches en/of clubs blijven optreden. In september 2023 is een tweede examen gepland, waarvoor de overige voetbalmakelaars moeten slagen als zij vanaf 1 oktober 2023 in de voetbalwereld als voetbalmakelaar (FIFA Football Agent) willen blijven werken. Op 5 september 2023 organiseert LOYR een examentraining om jou als makelaar op het examen van 20 september 2023 voor te bereiden. Je kunt je hiervoor inschrijven door een mail te versturen aan: hello@loyr.nl.
Vragen?
Voor eventuele vragen kun je contact opnemen Babs Dubois en Zabih Etemadi, onder meer gespecialiseerd in Sportrecht, via dubois@loyr.nl en etemadi@loyr.nl. Zij hebben bewezen ervaring op het hoogste niveau in het begeleiden van clubs, coaches, spelers en voetbalmakelaars.
In veel sectoren is het gebruikelijk dat medewerkers iets eerder dan de daadwerkelijke starttijd van de werkzaamheden bij werkgever aanwezig zijn. Dit bijvoorbeeld zodat een winkel daadwerkelijk om 9.00 uur kan worden geopend of zodat medewerkers daadwerkelijk om 9.00 uur klaar zitten om hun eerste telefoontje te plegen.
Deze tien minuten worden in het algemeen niet als werktijd beschouwd. In dat kader geldt dat in veel cao’s voorheen was bepaald dat “niet als meerwerk wordt beschouwd een overschrijding voorafgaand of aansluitend op het rooster van minder dan een kwartier” of bepalingen van gelijke strekking. De gewoonte om tien minuten eerder kosteloos op het werk aanwezig te moeten zijn, is daarom in veel bedrijven gemeengoed geworden.
Recentelijk heeft het Gerechtshof Den Haag echter bepaald dat ook deze aanwezigheidsplicht vóór aanvang van de werktijd óók als werktijd kwalificeert. Wat speelde precies?
Feiten
Werknemer is sinds 26 september 2016 op basis van een min/maxcontract in dienst van Teleperformance. In de Planningsregels van Teleperformance is onder meer het volgende over de werktijden bepaald: “[..] 09.00 uur beginnen betekent dat je exact om 09.00 uur klaar zit om je eerste call aan te nemen danwel te maken. Meld je daarom altijd 10 minuten voor aanvang van je dienst bij je supervisor, dan ben je nooit te laat; [..]”.
Bij brief van 16 maart 2021 heeft werknemer nabetaling van loon van Teleperformance gevorderd en daartoe onder meer aangevoerd dat hij tien minuten voor de start van zijn dienst aanwezig diende te zijn, welke tien minuten volgens hem zouden moeten worden betaald. Werknemer betoogt dat het verplicht eerder aanwezig zijn van werknemers om zich te melden bij de supervisor een opdracht van werkgever zou zijn en derhalve als werktijd zou kwalificeren. Teleperformance heeft betwist dat werknemer op die grond aanspraak zou kunnen maken op achterstallig loon. De kantonrechter heeft de vorderingen van werknemer tot betaling van achterstallig loon toegewezen. Teleperformance is in hoger beroep gegaan.
Oordeel
Het is aan het Gerechtshof Den Haag om te oordelen over de vraag óf de tien minuten die werknemer vóór aanvang van zijn dienst aanwezig moet zijn, moeten worden aangemerkt als betaalde arbeidstijd. Ook het Gerechtshof is van oordeel dat sprake is van werktijd.
Volgens het Hof heeft de kantonrechter terecht geoordeeld dat werknemer op grond van zijn arbeidsovereenkomst aan de Planningsregels is gebonden en dat uit artikel 3 van die regels volgt dat werknemer zich tien minuten voor zijn dienst bij zijn supervisor moet melden. Teleperformance verwacht dit ook van hem. Dat Teleperformance niet controleert of werknemer tien minuten voor aanvang aanwezig is en dat geen sanctie volgt als een werknemer zich één of enkele minuten te laat meldt, doet hieraan volgens het hof niet af.
Vaststaat ook dat, voordat een werknemer met zijn werkzaamheden start, hij of zij diverse handelingen moet verrichten en dat dat een aantal (althans ten minste twee) minuten in beslag neemt. Ook dit duidt erop dat van een werknemer wordt verlangd vóór zijn dienst aanwezig te zijn op zijn of haar werk, en dat ‘de 10-minutenregel’ dus niet een vrijblijvend advies van werkgever is.
Dat werknemer tien minuten voor aanvang geacht wordt aanwezig te zijn, maakt dat hij beperkt is in zijn mogelijkheden zijn tijd aan eigen zaken te besteden. Dat hij in die tijd nog niet productief is voor Teleperformance, omdat Teleperformance pas door haar klant betaald wordt vanaf het moment dat werknemer in de lijn zit, doet daaraan volgens het hof niet af. Het hof bekrachtigt het vonnis.
Conclusie en advies
Let dus op als je van werknemers verlangt eerder op de werkplek aanwezig te zijn dan bijvoorbeeld de winkel opent of het echte werk begint. Grote kans dat deze aanwezigheid als werktijd wordt beschouwd. Dit geldt tenzij nog altijd in de cao is bepaald dat niet als meerwerk wordt beschouwd een overschrijding voorafgaand of aansluitend op het rooster van minder dan een kwartier. Helaas is deze bepaling (geruisloos) uit veel cao’s verdwenen zonder dat werkgevers daar erg in hebben gehad of nadrukkelijk op zijn gewezen. Goed dus om de bij jouw onderneming geldende werktijden even na te gaan en daarbij de cao even te (laten) checken. Mogelijk dat ook jouw werknemers een loonvordering kunnen instellen. Een loonvordering kan nog tot vijf jaar terug worden ingesteld! Deze uitspraak kan dus grote gevolgen voor jouw onderneming hebben.
Als je vragen hebt over dit actuele thema en je cao wil laten checken of anderszins met een arbeidsrechtelijke vraag zit, neem dan contact op met Babs Dubois of Hannah Brenninkmeijer via 020-820 44 67 of via dubois@loyr.nl of brenninkmeijer@loyr.nl
Auteursrechten kunnen door auteurs of uitvoerende kunstenaars (‘makers’) worden geëxploiteerd door middel van een licentiering of een overdracht. Het auteursrechtencontractenrecht is sinds 2015 onderdeel van de Auteurswet met als doel de positie van deze makers te versterken. De bepalingen van het auteurscontractenrecht zijn van dwingend recht binnen het Nederlands recht en gelden ook indien een overeenkomst tussen een maker en een exploitant zonder rechtskeuze wordt beheerst door Nederlands recht of als de exploitatie (overwegend) plaatsvindt in Nederland.
Onderdeel van het auteursrechtencontractenrecht zijn:
- Billijke vergoeding: de auteur heeft recht op een passende en evenredige vergoeding die in verhouding dient te staan tot de werkelijke of potentiële economische waarde van het auteursrecht. Het afspreken van een royalty-regeling heeft hierbij de voorkeur, maar een vaste vergoeding is ook toegestaan.
- Beststeller-bepaling: de auteur kan een aanvullende billijke vergoeding vorderen indien de overeengekomen vergoeding een onevenredigheid vertoont in verhouding tot de opbrengst van de exploitatie van het werk.
- Transparantieplicht: de exploitant dient de auteur ten minste 1x per jaar te informeren over de wijze van exploitatie van het werk, de gegenereerde inkomsten alsmede de verschuldigde vergoeding.
- Non-ususbepaling: de auteur kan de overeenkomst ontbinden in het geval de exploitant het auteursrecht niet binnen een redelijke termijn na het sluiten van de overeenkomst of niet in voldoende mate exploiteert.
Na een evaluatie van het auteursrechtencontractenrecht is nu in een wetsvoorstel een verdere aanscherping voorgesteld. In dit wetsvoorstel wordt:
- een proportionele billijke vergoeding geïntroduceerd voor alle filmmakers van Video on Demand filmwerken;
- in geval van licentiering het aktevereiste voor de exploitatieovereenkomst gewijzigd naar een schriftelijkheidsvereiste;
- de mogelijkheid voor makers gecreëerd om de overeenkomst met hun exploitant op te zeggen (in plaats van ontbinden) als deze stopt met het publiceren van hun werken, waarbij het wettelijke vereiste van het bewijs van wanprestatie komt te vervallen.
- een grondslag geïntroduceerd voor verplichte aansluiting bij een geschillencommissie van publiek gefinancierde exploitanten;
Met deze nieuwe wijzigingen moeten makers nog beter in staat zijn om te onderhandelen over een eerlijke vergoeding voor het exploiteren van hun werken. Het wetsvoorstel is op dit moment goedgekeurd door de ministerraad en is nu voor advies naar de Raad van State. De behandeling van het wetsvoorstel door de Tweede en Eerste Kamer zal naar verwachting nog in 2023 plaats vinden, waarna aangenomen wijzigingen dan in 2024 in werking kunnen treden. Het concept wetsvoorstel is hier te vinden.
Vragen over (de exploitatie van) auteursrechten? Neem dan contact op met Manita Hamberg, advocaat gespecialiseerd in commerciële contracten en IE-rechten.
Wereldwijd hadden 6.586 kandidaten zich in 138 landen ingeschreven voor het eerste examen voor FIFA-voetbalmakelaars. Maar op woensdag 19 april hebben slechts 3.800 kandidaten dit eerste FIFA-examen daadwerkelijk afgelegd. Daarvan zijn wereldwijd 1.962 kandidaten (52%) geslaagd. Diegenen die het FIFA-examen niet hebben gemaakt of niet zijn geslaagd, kunnen op 20 september 2023 het FIFA-examen opnieuw afleggen.
Het licentiesysteem is een van de pijlers van het FIFA-reglement voor voetbalmakelaars, dat tot doel heeft de professionele en ethische normen van het beroep te verhogen. Na een overgangsperiode wordt, vanaf 1 oktober 2023, het gebruik van gelicentieerde voetbalmakelaars voor transfers in de voetbalwereld verplicht.
De sportrecht-specialisten van LOYR, Babs Dubois en Zabih Etemadi, geven ter voorbereiding op dit tweede examen een examentraining om te helpen uw slagingskans te maximaliseren. Deze training biedt u een perfecte voorbereiding op het examen.
De interactieve examentraining vindt plaats op dinsdag 5 september 2023 de gehele dag in Van der Valk Hotel Hilversum – De Witte Bergen. Op maandagmiddag 11 september 2023 is vervolgens nog een online-vragenuur.
Programma dinsdag 5 september 2023
09.15 – 09.30 uur: Inloop
09.30 – 10.45 uur: Deel 1 ochtendprogramma
10.45 – 11.00 uur: Pauze
11.00 – 12.00 uur: Deel 2 ochtendprogramma
12.00 – 13.00 uur: Lunch
13.00 – 14.30 uur: Deel 1 middagprogramma
14.30 – 14.45 uur: Pauze
15.00 – 16.00 uur: Deel 2 middagprogramma
Locatie dinsdag 5 september 2023
Van der Valk hotel Hilversum – De Witte Bergen
Rijksweg 2
3755 MV EEMNES
Programma maandag 11 september 2023
14.00 – 16.00 uur: Online vragenuur
U kunt zich opgeven door een mail te sturen naar: hello@loyr.nl.
We zien uw aanmelding graag tegemoet.
Een formeel bestuurder van een besloten vennootschap kan in geval van faillissement in privé aansprakelijk worden gehouden indien sprake is van onbehoorlijk bestuur. Dit is in beginsel het geval als het bestuur bijvoorbeeld de jaarrekening niet op tijd publiceert of geen goede administratie bijhoudt. Naast de bestuurder kan ook een feitelijk beleidsbepaler in privé aansprakelijk zijn. Een feitelijk beleidsbepaler is een persoon die niet formeel bestuurder is maar in de praktijk binnen de onderneming de touwtjes in handen heeft. Een feitelijk beleidsbepaler wordt volgens de wet met het formeel bestuur gelijkgesteld indien hij / zij het beleid van de vennootschap bepaalt als ware hij bestuurder. Of hiervan echt sprake is, hangt sterk af van de omstandigheden van het geval. De Hoge Raad ECLI:NL:HR:2023:445 heeft onlangs meer duidelijkheid gegeven wanneer iemand als feitelijk beleidsbepaler dient te worden aangemerkt. De Hoge Raad oordeelt dat het niet vereist is dat de feitelijk beleidsbepaler moet hebben bestuurd in plaats van of met uitsluiting van het formele bestuur. Het is voldoende dat de feitelijk beleidsbepaler zich ten minste een deel van de bestuursbevoegdheid heeft uitgeoefend als ware hij bestuurder, ook als daarnaast een of meer formele bestuurders hun taken als bestuurder bleven uitoefenen.
Iemand die naast het formele bestuur bestuurstaken verricht moet zich dus ervan bewust zijn dat ook hij/zij door een curator aansprakelijk gesteld kan worden op grond van onbehoorlijk bestuur.
De nieuwe ‘Wet goed verhuurderschap’ zal (zoals het er nu naar uit ziet) op 1 juli 2023 in werking treden voor zowel particuliere als commerciële verhuurders van woningen. Deze wet betreft regels voor zowel nieuwe als bestaande huurovereenkomsten. Hierna stip ik een aantal nieuwe regels aan die voor jou, als verhuurder (of beheerder) van een woning, van belang zijn.
- voorkomen en tegengaan van discriminatie: wanneer een woning openbaar wordt aangeboden (dus: geadverteerd), moet blijken dat iedereen die aan de selectiecriteria voldoet, kans maakt op het mogen huren van de woning. Zo mogelijk moet je de huurwoning op volgorde van inschrijving of aanmelding toewijzen. Ook moet je de afgewezen kandidaten daarover met de reden van afwijzing informeren. Als verhuurder moet je dus zorgen voor een heldere en transparante selectieprocedure. Ook moet je zorgen voor een schriftelijk vastgelegde werkwijze die op voorkoming van woondiscriminatie gericht is. Die werkwijze moet openbaar in te zien zijn. Ook moet je je medewerkers die de verhuur verzorgen, aantoonbaar informeren over deze werkwijze en andere maatregelen die gericht zijn op voorkoming van woondiscriminatie, bijvoorbeeld door het opstellen van een protocol en/of het geven van trainingen.
- voorkomen van te hoge waarborgsommen: de waarborgsom mag ten hoogste tweemaal dekale termijnhuurprijs bedragen (meestal gaat het om maandtermijnen). Bovendien moet je de waarborgsom – behoudens enkele uitzonderingen – uiterlijk binnen veertien dagen na beëindiging van de huurovereenkomst aan de huurder retourneren.
- schriftelijkheidsvereiste: nu is het nog mogelijk mondeling een huurovereenkomst te sluiten. Vanaf 1 juli 2023 aanstaande is dat niet meer het geval. Dan moet je de huurovereenkomst schriftelijk vastleggen.
- informatieplicht: deze plicht ziet op het wijzen van de huurder op diens wettelijke rechten voor wat betreft de gehuurde woning, voor zover deze niet al in de huurovereenkomst zijn vermeld. Denk hierbij aan het wijzen van de huurder op de mogelijkheid naar de Huurcommissie of de rechter te stappen. Ook moet je de contactgegevens van een meldpunt (in te stellen door de gemeente) doorgeven waar de huurder (anoniem en kosteloos) terecht kan met klachten over ongewenst verhuurgedrag. Let op: voor een bestaande huurovereenkomst geldt dat je deze informatie binnen één jaar na inwerkingtreding van deze wet, naar verwachting dus vanaf 1 juli 2024, aan de huurder moet hebben verstrekt.
- verhuurvergunning: een gemeente mag (via een verordening) een verhuurvergunningsplicht voor bepaalde wijken instellen. Aan verstrekking van een vergunning mag de gemeente voorwaarden verbinden, zoals een maximale huurprijs en/of een maximaal huurverhogingspercentage voor niet-geliberaliseerde zelfstandige woonruimte of het verplicht opstellen en uitvoeren van een onderhoudsplan (voor de komende vijf jaar). De gemeente kan de vergunning weigeren als aan jou als verhuurder in de voorgaande acht jaar een sanctie is opgelegd naar aanleiding van schending van de norm van goed verhuurderschap. Let op: als de gemeente een verhuurverordening instelt, kan de vergunningplicht ook voor bestaande huurovereenkomsten van kracht worden. Daarvoor geldt een overgangstermijn van minimaal zes maanden. Het is de vraag of een voorwaarde ten aanzien van de maximale huurprijs voor een bestaande huurovereenkomst wel rechtsgeldig is.
- handhaving: als je je niet aan de regels voor goed verhuurderschap houdt, kan dat leiden tot intrekking van de verhuurvergunning, een last onder dwangsom om de overtreding ongedaan te maken en/of oplegging van een boete die kan oplopen tot een bedrag van € 90.000,- in geval van een herhaalde overtreding van deze wet. Als je de norm meermalen overtreedt, kan een gemeente ook besluiten de woning zelf in beheer te nemen. Dat betekent dat je je tijdelijk niet met de verhuur van je eigen woning mag bemoeien: het beheer wordt dan overgenomen door het college van burgemeester en wethouders of een door het college aangewezen beheerder (bijvoorbeeld een woningcorporatie).De kosten daarvan komen dan voor jouw rekening.
Voor verhuurders (en beheerders/makelaars) is het dus goed zich te realiseren dat per 1 juli 2023 nieuwe regels gelden die ook in administratief verband het nodige van hen zullen vragen.
Zie ook het persbericht van de Rijksoverheid.
Als je vragen hebt over deze nieuwe wet of anderszins met een vraag over het vastgoedrecht zit, neem dan contact op met Floris Havelaar via 020-820 44 67 of via havelaar@loyr.nl
Op vrijdag 24 maart jl. heeft de Hoge Raad eindelijk uitspraak gedaan in de door Deliveroo aangespannen cassatiezaak. Hoewel Deliveroo inmiddels al uit Nederland is vertrokken, heeft de Hoge Raad toch vastgesteld dat de ‘riders’ (hierna: “de bezorgers”) werknemers zijn. Met deze uitspraak is vastgelegd dat de constructie van Deliveroo om bezorgers gedwongen als freelancers te laten werken, niet is toegestaan. Wat betekent dit voor de praktijk?
In Nederland werken op dit moment veel medewerkers als ‘zzp’er’. Volgens het CBS telt ons land op dit moment 1,6 miljoen zzp’ers (inclusief medewerkers voor wie de werkzaamheden als zzp’er slechts een bijverdienste zijn). Voor veel van hen is de vraag of zij ná deze uitspraak nog wel als zzp’er kwalificeren.
Lijst van in acht te nemen omstandigheden
Of sprake is van een arbeidsovereenkomst of van een overeenkomst van opdracht is niet met een eenvoudige vraag te beantwoorden, maar hangt volgens de Hoge Raad van alle omstandigheden van het geval af. De Hoge Raad noemt in dat kader een hele lijst van omstandigheden die van belang kunnen zijn bij de bepaling of sprake is van een arbeidsovereenkomst of juist een overeenkomst van opdracht. Het betreft onder meer de volgende omstandigheden:
- de aard en duur van de werkzaamheden;
- de wijze waarop de werkzaamheden en de werktijden worden bepaald
- de inbedding van het werk in de organisatie;
- de inbedding van degene die de werkzaamheden verricht in de organisatie;
- de bedrijfsvoering van degene voor wie de werkzaamheden worden verricht;
- het al dan niet bestaan van een verplichting het werk persoonlijk uit te voeren;
- de wijze waarop de contractuele regeling van de verhouding van partijen is tot stand gekomen;
- de wijze waarop de beloning wordt bepaald;
- de wijziging waarop deze beloning wordt uitgekeerd;
- de hoogte van deze beloningen;
- of degene die de werkzaamheden verricht daarbij commercieel risico loopt;
- of degene die de werkzaamheden verricht zich in het economisch verkeer als ondernemer gedraagt of kan gedragen, bijvoorbeeld het verweven van een reputatie, bij acquisitie, wat betreft fiscale behandeling, en gelet op het aantal opdrachtgevers voor wie hij werkt of heeft gewerkt en de duur waarvoor hij zich doorgaans aan een bepaalde opdrachtgever verbindt.
Vrije vervanging
Het feit dat de bezorgers zich kunnen laten vervangen, staat er volgens de Hoge Raad niet aan in de weg dat zij toch een werknemer van Deliveroo zijn. Onderzocht moet worden of in de praktijk ook van die vervangingsmogelijkheid gebruik wordt gemaakt. Dat geldt temeer als de werkzaamheden van relatief eenvoudige aard zijn en de werkverstrekker weinig eisen stelt aan de toestemming die zij aan een bezorger geeft zich te laten vervangen.
Volgens het gerechtshof is wel sprake van een situatie waarin een medewerker zich bij gelegenheid kan laten vervangen, maar is niet gebleken dat een medewerker zich daadwerkelijk permanent door iemand anders laat vervangen, zonder dat dit door werkgever is geaccepteerd. Ook lijkt het niet mogelijk dat een bezorger met Deliveroo overeenkomt dat hij of zij diens werkzaamheden door allerlei andere vervangers tegelijk laat uitvoeren, waardoor dit een verdienmodel zou kunnen worden. Daarin ligt besloten dat bezorgers in het algemeen geen aanleiding zullen zien hun werk anders dan incidenteel door een ander te laten verrichten en dat de daadwerkelijke betekenis van de vervangingsclausule voor de bezorgers gering is. De Hoge Raad sluit zich bij deze overwegingen van het hof aan.
Geen verrassende uitspraak
De uitspraak is niet heel verrassend, omdat de vraag of sprake is van een arbeidsovereenkomst of juist een overeenkomst van opdracht al langere tijd aan de hand van alle omstandigheden van het geval wordt beantwoord. Wel zijn punt 11 en 12 nieuwe gezichtspunten waardoor nu ook meeweegt of de medewerker een commercieel risico loopt en zich in het economisch verkeer als een ondernemer gedraagt. Dit is naar alle waarschijnlijkheid het gevolg van een eerdere uitspraak van het Europese Hof daarover.
Hoewel de rechter eerder in jurisprudentie een sturende rol heeft durven innemen, zoals in het stikstofdebat, verwijst de Hoge Raad voor een nadere invulling van het gezagsbegrip nu uitdrukkelijk naar de wetgever. De Hoge Raad overweegt in dat kader “dat de vraag of aanleiding bestaat voor nadere algemene regels of uitgangspunten om te bepalen of een overeenkomst een arbeidsovereenkomst is, mede ter afgrenzing van het werken als zelfstandig ondernemer, de aandacht van de wetgever heeft. [..]”Omdat de wetgever met dit onderwerp bezig is, ziet de Hoge Raad op dit moment geen aanleiding voor rechtsontwikkeling, waarmee de Hoge Raad bedoelt dat hij hierover geen uitspraak doet, maar uitdrukkelijk naar de wetgever wijst om duidelijkheid te creëren
Ben ik werknemer als ik kernactiviteiten verricht?
Die rechtsontwikkeling is hoognodig, want het werk dat het merendeel van de zzp’ers verricht, behoort tot de kern- of reguliere werkzaamheden van de onderneming. In dat geval is de kans, gelet op de huidige jurisprudentie, dus aanwezig dat sprake is van een dienstverband. Maar dat geldt niet in alle gevallen. Bijvoorbeeld: als een HR-medewerker een jaar lang als zzp’er bij dezelfde onderneming werkzaam is, is al snel sprake van een schijnzelfstandige. Maar wat als deze medewerker het werk maar een paar dagen of weken verricht en dan voor een ander aan de slag gaat? Is dan wel sprake van ondernemerschap en zo ja, waar ligt de grens?
De bal ligt bij de wetgever
Hoewel voor een deel van de zzp’ers geldt dat zij naar alle waarschijnlijkheid feitelijk werknemer zijn, ligt het niet in de lijn der verwachting dat veel bedrijven hun werkwijze nu op slag zullen wijzigen. Dit omdat de Belastingdienst al enige tijd niet op de wet DBA controleert, wat erop neerkomt dat de belastingdienst niet actief onderzoekt of de gestelde opdrachtnemers daadwerkelijk ondernemers zijn of feitelijk werknemers. Wel heeft de minister aangekondigd dat de Belastingdienst vanaf 1 januari 2025 weer strikt zal naleven op de wet DBA en dat zij voor de periode van 1 januari 2023 tot 1 januari 2025 een plan zal uitwerken hoe zij dit stapsgewijs denkt te kunnen bereiken.
Dat zal worden gehandhaafd is al vaker aangekondigd en niet doorgevoerd, dus pas als de minister concreet wordt, zal naar verwachting echt iets wijzigen in de huidige toename van het aantal zzp’ers. Mogelijk dat deze uitspraak van de Hoge Raad de minister een extra zetje geeft.
Als je vragen hebt over dit actuele thema of anderszins met een arbeidsrechtelijke vraag zit, neem dan contact op met Babs Dubois of Hannah Brenninkmeijer via 020-820 44 67 of via dubois@loyr.nl of brenninkmeijer@loyr.nl
De waarborgsom – doorgaans driemaal de huurprijs, of soms zelfs meer – geeft de verhuurder de zekerheid dat hij aan het einde van de huurperiode niet met onbetaalde huur achterblijft. Of met kosten voor het verhelpen van schade aan de huurwoning die de huurder heeft veroorzaakt. Want de verhuurder mag niet-betaalde huur of door de huurder veroorzaakte schade met (een deel van) de waarborgsom verrekenen.
Het komt regelmatig voor dat verhuurders van woningen de borg aan het einde van de huurovereenkomst niet teruggeven, terwijl met de huurwoning niets aan de hand is.
Niet-terugbetaling waarborgsom
Doordat steeds vaker tijdelijke huurovereenkomsten (met een duur korter dan twee jaar) worden gesloten, ontstaan ook steeds vaker geschillen over (terug)betaling van de waarborgsom. Verhuurders proberen in toenemende mate de waarborgsom achter te houden, terwijl zij daarvoor geen geldige reden hebben of geven. Verhuurders “gokken” er dan op dat huurders het niet op een juridische procedure laten aankomen, omdat de kosten daarvan niet zouden opwegen tegen de baten of de huurders (zoals expats) inmiddels weer naar hun land van herkomst zijn vertrokken.
Verkleinen risico op niet-terugbetaling waarborgsom
Het is aan te bevelen aan het begin en einde van de huurperiode samen met de verhuurder een voor- en eindinspectie uit te voeren. Belangrijk is schriftelijk vast te leggen wat de staat van de huurwoning is en foto’s aan het inspectierapport toe te voegen. Zodoende verklein je zoveel als mogelijk het risico dat de verhuurder de borg niet terugbetaalt of dat geschillen over de staat van de woning ontstaan.
Wetsvoorstel waarborgsom
De wetgever wil excessief hoge waarborgsommen tegengaan. De Tweede Kamer stemde in dat kader op 7 maart 2023 met een wetsvoorstel daartoe in. Hierdoor wordt het wettelijk mogelijk in de huurovereenkomst te bepalen dat de huurder een waarborgsom verschuldigd is die tot zekerheid van dat wat in de huurovereenkomst is overeengekomen moet strekken. De nieuwe wet bepaalt dat de hoogte van de waarborgsom op tweemaal de huurprijs wordt gemaximeerd. Hierdoor wordt voorkomen dat de waarborgsom in de praktijk een extra financiële drempel voor de huurder voor sluiting van een huurovereenkomst vormt. Daarnaast geldt dat de hoogte van de waarborgsom nog niet wettelijk was vastgelegd, zodat met deze bepaling duidelijkheid wordt gecreëerd. Ook wordt vastgelegd wat de termijn is waarbinnen de waarborgsom aan de huurder dient te worden gerestitueerd. Met deze nieuwe wet wordt dus meer zekerheid aan de huurder geboden. Bepaald wordt, zoals op dit moment in veel gevallen gebruikelijk is, maar nog niet wettelijk is vastgelegd, dat de waarborgsom binnen veertien dagen na de beëindiging van de huurovereenkomst dient te worden gerestitueerd. Dit is tenzij schade aan de woning is geconstateerd waarvan de verhuurder voldoende aannemelijk kan maken dat deze door de huurder is veroorzaakt.
Het is nu wachten op de stemming in de Eerste Kamer. Als ook deze Kamer met dit voorstel instemt, zullen verhuurders rekening met deze wet moeten houden en de bepalingen ervan moeten verwerken in hun (model)huurovereenkomsten.
Door de invoering van de FIFA Football Agent Regulations is het behalen van FIFA-voetbalmakelaarsexamen vanaf 1 oktober 2023 noodzakelijk om als zaakwaarnemer actief te blijven in de voetbalwereld. Het eerste FIFA-voetbalmakelaarsexamen vindt plaats op 19 april 2023. De sportrecht-specialisten van LOYR, Babs Dubois en Zabih Etemadi, geven ter voorbereiding op dit eerste examen een examentraining om te helpen uw slagingskans te maximaliseren. Deze training biedt u een perfecte voorbereiding op het examen.
De interactieve examentraining vindt plaats op dinsdag 28 maart 2023 de gehele dag in Van der Valk Hotel Hilversum – De Witte Bergen. Op maandagmiddag 3 april 2023 is vervolgens nog een online-vragenuur.
Programma dinsdag 28 maart 2023
09.30 – 10.00 uur: Inloop
10.00 – 12.00 uur: Ochtendprogramma
12.30 – 13.30 uur: Lunch
13.30 – 15.30 uur: Deel 1 middagprogramma
15.30 – 15.45 uur: Pauze
15.45 – 17.00 uur: Deel 2 middagprogramma
Programma maandag 3 april 2023
14.00 – 16.00 uur: Online vragenuur
Locatie
Van der Valk Hotel Hilversum – De Witte Bergen
Adres: Rijksweg 2
3755 MV Eemnes (Laren)
Prijs
€ 500,- exclusief 21% btw voor:
1. 28 maart 2023 (inclusief lunch); en
2. 3 april 2023 (online vragenuur).
U kunt zich opgeven door vóór 25 maart 2023 een mail te sturen naar: hello@loyr.nl
We zien uw aanmelding graag tegemoet.
In 2023 lijkt artificial intelligence (AI) meer dan hot. Ook is er op Europees niveau hard gewerkt aan wet-en regelgeving om de ontwikkeling van AI in goede banen te leiden (de AI Act) en streeft men naar een definitief akkoord in het najaar van 2023.
Veel media hebben het de laatste tijd over artificial intelligence softwareprogramma’s, zoals DALL-E, Midjourney, ChatGPT of Stable Diffusion. Ook wij krijgen met regelmaat IE-rechtelijke vraagstukken voorgelegd, waarin deze softwareprogramma’s een rol spelen. Maar hoe zit het nu eigenlijk met het juridische vraagstuk van auteursrechten rondom deze “robotkunst of -tekst”? Wanneer is dit inbreukmakend en wanneer niet?
Met de hiervoor genoemde softwareprogramma’s kan iedereen kunst of teksten laten maken in bijvoorbeeld de stijl van een bekende kunstenaar of auteur. Zo kun je met DALL-E een kunstwerk laten maken in de stijl van Dali. Dit is natuurlijk ontzettend geestig om te doen, maar vanuit juridisch oogpunt levert dit wel wat interessante vragen op. De AI-softwareprogramma’s genereren de output op basis van een getrainde dataset. Hoe zit het dan met de auteursrechten van de bestaande kunstenaars of auteurs waarop deze output is gebaseerd? En is de output als ‘werk’ ook zodanig creatief te noemen en daarmee wellicht auteursrechtelijk beschermd? En zo ja, wie is dan de rechthebbende?
AI-softwareprogramma’s inbreukmakend?
Een stijl is niet auteursrechtelijk beschermd. Iedereen mag een afbeelding maken ‘in de stijl van’ een bekende kunstenaar. Wat echter niet mag, is het overnemen van auteursrechtelijk beschermde elementen als gevolg waarvan de totaalindruk tussen beide werken overeenstemt.
Door een AI-softwareprogramma opdracht te geven om een werk te vervaardigen dat ‘in de stijl’ is van Dali, een andere kunstenaar of een auteur, kun je je beargumenteren dat de output geen inbreuk oplevert. De totaalindruk wijkt veelal ook op de kenmerkende elementen af van bestaande werken en zijn daarin geen auteursrechtelijk beschermde elementen overgenomen.
De AI-software in een dataset die al op kunstwerken of teksten is getraind. De vraag is natuurlijk hoe deze bestanden in die dataset terecht zijn gekomen. Als dit gaat om auteursrechtelijk beschermde werken en deze zijn overgenomen (en dus verveelvoudigd) zonder de toestemming van de maker(s), ligt het voor de hand dat die handeling wel inbreukmakend kan zijn op de auteursrechten van de kunstenaars wiens toestemming niet is verkregen.
Auteursrechten op de output?
Een andere vraag is of er op de output ook auteursrechten kunnen worden geclaimd. De input zelf (zoekopdracht) is over het algemeen daarbij niet creatief te noemen en daarmee lijkt het auteursrecht op de output dan ook direct van de baan. De Auteurswet gaat verder uit van een menselijke maker, zodat het ook om die reden zal stranden. Wel zou het kunnen dat de output nadien nog door een mens wordt bewerkt en daarbij zodanige creatieve keuzes worden gemaakt dat alsnog auteursrechtelijke bescherming kan ontstaan.
Een ander verhaal is de softwaretool zelf. Die kan best als zodanig auteursrechtelijk of octrooirechtelijk beschermd zijn. Een aantal van deze tools zijn inmiddels als AI-tool open source beschikbaar gesteld en kunnen door derden in commerciële zin worden toegepast. Robotkunst en -teksten zullen daarmee de komende tijd nog een veelbesproken onderwerp blijven in de media en de juridische wereld.
Mocht u vragen hebben rondom dit actuele thema, dan kunt u contact opnemen met Manita Hamberg, advocaat intellectuele eigendomsrechten en commerciële contracten bij LOYR.