Inschakeling bedrijfsrecherchebureau komt werkgever duur te staan

In een zaak waarin een werkgever een bedrijfsrecherchebureau heeft ingeschakeld om na te gaan of de medewerker verantwoordelijk was voor verzending van een e-mail waarin het vertrouwen in de bestuurder door negen medewerkers was opgezegd, oordeelt de rechter dat de inschakeling van dit bureau de zaak op de spits heeft gedreven. Dit komt de werkgever duur te staan. Naast de transitievergoeding moet werkgever een billijke vergoeding van € 60.000,00 aan de medewerker betalen alsmede een deel van de daadwerkelijk door de medewerker aan haar advocaat betaalde kosten, namelijk voor dat deel van de handelingen van de advocaat die na de inschakeling van het bedrijfsrecherchebureau vielen. Dit komt neer op nog eens € 12.500.

Feiten
In deze zaak verwijt werkgever een stafmedewerker dat zij (ernstig) verwijtbaar heeft gehandeld door de positie van de bestuurder stelselmatig te ondermijnen. Volgens werkgever heef zij andere medewerkers daarbij betrokken, onder meer door het versturen van e-mails en WhatsApp-berichten.

De medewerker was sinds 1 januari 2007 in dienst van werkgever en verdiende 6.147,80 per maand exclusief emolumenten als een eindejaarsuitkering.

In maart 2023 hebben de bestuurder en de medewerker een beoordelingsgesprek met elkaar gevoerd dat onprettig is verlopen. Reden waarom de bestuurder mediation aan de medewerker heeft voorgesteld. De medewerker stelt geen aanleiding te zien in het volgen van een mediationtraject, waarop de bestuurder haar in het vooruitzicht stelt haar in dat geval te schorsen. Prompt stemt de medewerker alsnog in met mediation. Ook stelt zij voor dat zij voorlopig (vrijwillig) thuiswerkt, zodat de bestuurder haar geen toegangsverbod hoeft op te leggen of hoeft te schorsen.

De medewerker meldt zich medio april 2023 ziek. De bedrijfsarts oordeelt dat sprake is van een arbeidsconflict en adviseert zo snel mogelijk mediation in te zetten. Werkgever schakelt in dat verband een extern bureau in voor een conflictdiagnoseonderzoek. Hierop ontvangen zowel de bestuurder, de raad van toezicht als de Gemeenschappelijke Medezeggenschapsraad (“de GMR”) een anonieme e-mail waarin negen medewerkers het vertrouwen in de bestuurder opzeggen en waarin zij mededelen zich niet te herkennen in de aanleiding tot en de uitkomsten van het externe conflictdiagnoseonderzoek.

Naar aanleiding hiervan geeft de raad van toezicht Hoffmann bedrijfsrecherche de opdracht te onderzoeken wie de auteur en verzender van het anonieme e-mailbericht aan de raad van toezicht en de GMR is. Hoffman concludeert dat niet kan worden vastgesteld wie de auteur en verzender van het anonieme e-mailbericht aan de RvT en de GMR is, maar dat vaststaat dat de medewerker erbij betrokken was. Naar aanleiding hiervan meldt de medewerker zich opnieuw ziek en stuurt een brief waarin zij vaststelt dat zij haar deelname aan een mediationtraject niet heeft ingetrokken en dat dit dus kan worden opgestart zodra een veilige werkomgeving is gecreëerd.

Omdat partijen geen overeenstemming met elkaar bereiken, verzoekt werkgever de rechter de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Ook medewerker verzoekt de arbeidsovereenkomst te ontbinden, maar dan onder toekenning van een transitievergoeding, een billijke vergoeding van een bedrag van       € 250.000 bruto en vergoeding van de daadwerkelijk door haar gemaakte advocaatkosten.

Oordeel
Hoewel de medewerker ziek is, is geen sprake van een opzegverbod. Dit omdat de omstandigheden waarop het ontbindingsverzoek is gebaseerd, al bestonden op het moment dat de medewerker ziek werd.

De kantonrechter oordeelt dat de handelswijze van de medewerker niet zodanig verwijtbaar dat van werkgeefster in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. De kantonrechter oordeelt dat de bestuurder de zaak door zijn handelen nodeloos op de spits heeft gedreven.

Omdat beide partijen om ontbinding van de arbeidsovereenkomst hebben verzocht, ontbindt de kantonrechter deze, maar zonder de proceduretijd van de opzegtermijn af te trekken en onder toekenning van de in de aanhef van dit artikel genoemde bedragen. De kantonrechter oordeelt dat aan de werkgever het ernstige verwijt kan worden gemaakt dat zij naar aanleiding van de ontvangst van de anonieme e-mail door de raad van toezicht en de GMR een bedrijfsrecherchebureau heeft ingeschakeld en oordeelt dat inschakeling daarvan een vergaand middel is dat niet te lichtvaardig mag worden ingezet.