Uitspraak in het hoger beroep Vitesse – redding of slechts uitstel van executie?
Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden deed op 3 september 2025 uitspraak in het hoger beroep dat Vitesse had ingesteld tegen het vonnis in kort geding van de rechtbank Utrecht. Waar de rechtbank oordeelde dat de KNVB de licentie terecht mocht intrekken en Vitesse daardoor niet langer in het Nederlandse profvoetbal mocht uitkomen, oordeelt het hof anders en herstelt de licentie voorlopig – in afwachting van de uitkomst in de bodemprocedure.
Besluitvorming binnen de KNVB Licentiecommissie
De Licentiecommissie van de KNVB (de Licentiecommissie) trok de licentie van Vitesse per 11 juli 2025 in. Volgens de KNVB had Vitesse structureel en langdurig het licentiesysteem omzeild en ondermijnd. Ondanks een ‘laatste kans’ begin 2024, onder de voorwaarde dat Vitesse orde op zaken zou stellen en volledige transparantie zou geven over de eigendoms- en zeggenschapsstructuur, constateerde de Licentiecommissie dat Vitesse opnieuw de afspraken schond. Vitesse zou sinds het voorjaar van 2022 de integriteit en continuïteit van de competities betaald voetbal ernstig in gevaar brengen. Ook rond de recente overname door de zogeheten “Sterkhouders”, een collectief van regionale ondernemers uit Arnhem, zou Vitesse onvoldoende onderzoek hebben verricht en steken hebben laten vallen.
Beroepscommissie
Tegen het oordeel van de Licentiecommissie stelde Vitesse hoger beroep in bij de Beroepscommissie van de KNVB (de Beroepscommissie). Nadat Vitesse ook dit hoger beroep verloor, startte zij een kortgedingprocedure bij de civiele rechter.
Het oordeel van de rechtbank (8 augustus 2025)
Op 8 augustus 2025 oordeelde de voorzieningenrechter in Utrecht dat de besluiten van zowel de Licentiecommissie als de Beroepscommissie rechtsgeldig waren genomen. Daarmee verloor Vitesse haar plek in het Nederlandse betaald voetbal. De rechtbank wilde in haar oordeel niet op de stoel van de KNVB gaan zitten. Ook achtte de rechtbank het niet aannemelijk dat de bodemrechter later tot een ander oordeel zou komen, nu er geen formele gebreken in de besluitvorming waren vastgesteld.
Het oordeel van het hof (3 september 2025)
Het hof kwam daarentegen tot een ander oordeel. Volgens het hof is het aannemelijk dat de bodemrechter de besluiten van de commissies zal vernietigen omdat de commissies in strijd handelden met het Licentiereglement.
Voor het hof was het doorslaggevend dat de procedures onder grote tijdsdruk zijn gevoerd, omdat vóór de start van het voetbalseizoen 2025/26 duidelijk moest zijn of Vitesse mocht deelnemen aan de Keuken Kampioen Divisie (KKD). Daardoor hebben beide commissies de licentieprocedure onterecht als een spoedprocedure behandeld, hetgeen niet strookt met het reglement. Hierdoor is volgens het hof onvoldoende zorgvuldig gehandeld en zijn actuele ontwikkelingen – zoals de overname door de Sterkhouders en de nieuwe organisatie-inrichting – onvoldoende meegewogen. Daarnaast acht het hof van belang dat het intrekken van de licentie het meest verstrekkende middel is van het Licentiereglement, waarbij de grootst mogelijke zorgvuldigheid moet worden betracht.
Het hof erkent dat Vitesse informatieverplichtingen heeft geschonden, maar niet voor alle verweten punten. Volgens het hof is daarom niet aangetoond dat er sprake is van een aanhoudend patroon van misleiding, omzeiling en ondermijning door Vitesse, zoals aangenomen door de Beroepscommissie. Het eindoordeel van het hof luidt dan ook dat de commissies niet in redelijkheid konden besluiten de proflicentie van Vitesse onvoorwaardelijk in te trekken. Het hof vernietigde daarom het vonnis van de rechtbank.
Wat nu?
Sinds de intrekking van de licentie op 11 juli 2025 is de situatie bij Vitesse drastisch veranderd. Na de intrekking stonden meerdere spelers nog onder contract bij Vitesse, waardoor zij niet zonder toestemming van Vitesse mochten vertrekken naar een andere voetbalclub. Onder dreiging van een door spelersvakbond VVCS aan te spannen arbitrageprocedure stemde de club in met het ontbinden van de spelerscontracten. Het merendeel van de selectie vertrok hierdoor transfervrij als gevolg waarvan er op dit moment nog slechts acht spelers onder contract staan bij Vitesse. Daarnaast probeerden jeugdspelers de club te verlaten, maar hierover hebben Vitesse en de KNVB tot op heden nog geen overeenstemming bereikt. De onzekerheid bij de (jeugd)spelers leidde tot de weigering van spelers van Vitesse onder-21 om een bekerwedstrijd te spelen tegen Spartaan’20.
Inmiddels zijn vier speelrondes in de KKD afgewerkt, en op 12 september 2025 staat de uitwedstrijd tegen Jong AZ gepland. Of Vitesse met de huidige krappe selectie daadwerkelijk kan aantreden, is onduidelijk. Vitesse kan, nu de zomer transferperiode is gesloten, alleen nog transfervrije spelers aantrekken. Mogelijk biedt artikel 10 van het Reglement overschrijvingsbepalingen betaald voetbal Vitesse soelaas. Dit artikel bepaalt namelijk dat het bestuur betaald voetbal “in bijzondere gevallen” dispensatie kan verlenen van de in het reglement voorkomende bepalingen.
Naast de sportieve vragen rijst tevens de financiële vraag welke schade Vitesse heeft geleden door de besluiten van de commissies – zoals het transfervrije vertrek van contractspelers, het ontbinden van sponsorovereenkomsten en het oplopen van imagoschade – en of de KNVB daarvoor aansprakelijk kan worden gesteld.
Tussenstand
De licentie is voorlopig hersteld, maar het voortbestaan van Vitesse hangt af van de uitkomst in de bodemprocedure. Alhoewel Vitesse hiermee de eerste slag heeft gewonnen, is de wedstrijd voor Vitesse nog niet gespeeld.
Vragen
Wilt u meer weten over deze uitspraak of andere sportrechtelijke kwesties, bent u bij LOYR aan het juiste adres. Neem contact op met Zabih Etemadi via etemadi@loyr.nl of Babs Dubois via dubois@loyr.nl.