Jarenlang accorderen onterechte declaraties geeft werknemer geen verworven recht
Vorige week heeft het Gerechtshof Amsterdam een oordeel gegeven in een opvallende zaak op het gebied van het verwerven van rechten (ECLI:NL:GHAMS:2024:3463). Werknemer trad in 1980 in dienst bij de stichting Sociaal Fonds Bouwnijverheid (‘SFB’), een rechtsvoorganger van het UWV. Sinds 1989 vervult werknemer de functie van buitendienstmedewerker. Tijdens de functiewijziging meldde SFB aan werknemer dat hij per in de buitendienst gewerkte dag een maandelijkse netto onkostenvergoeding zou krijgen. De leidinggevende van werknemer keurde jarenlang de declaraties van werknemer goed, zonder dat werknemer zijn kosten met bonnetjes aantoonde.
In 2002 zijn alle zes destijds bestaande uitvoeringsinstanties samengevoegd tot het UWV, waarbij werknemer van rechtswege in dienst is getreden van het UWV. Op grond van het personeelsreglement van het UWV hebben werknemers in de buitendienst recht op een onkostenvergoeding per dag(deel) gedurende welke zij daadwerkelijk een buitendienst hebben gedraaid.
Ook bij het UWV heeft werknemer jarenlang zijn daggeldvergoeding gedeclareerd, ongeacht of hij vanuit huis of kantoor werkte, of daadwerkelijk een buitendienst had. Alle opvolgende leidinggevenden hebben tot 2021 zonder uitzondering de declaraties goedgekeurd. Pas toen kwam het UWV erachter dat werknemers in verschillende delen van het land voor elke gewerkte dag een vergoeding declareerden, terwijl andere werknemers alleen voor dagen declareerden waarop zij daadwerkelijk onderweg waren. Sindsdien heeft het UWV de declaraties van werknemer niet meer goedgekeurd.
Werknemer stelt dat hij op basis van de mededeling van SFB in 1989 per gewerkte dag recht op een vergoeding heeft. In eerste aanleg heeft de kantonrechter de vordering afgewezen. In hoger beroep oordeelt het hof dat de regeling als een onkostenvergoeding moet worden uitgelegd. Hoewel geen bonnetjes hoefden te worden ingediend, moet wel sprake zijn van redelijkerwijs te verwachten extra kosten. Voor werknemer moest dit duidelijk zijn, omdat hij na zijn functiewijziging in 1989 de eerste paar jaren op kantoor werkte en toen geen onkostenvergoeding kreeg.
Verder pleit het feit dat werknemer zijn onkosten steeds moest declareren tegen zijn standpunt dat de vergoeding ‘vast’ was. Werknemer declareerde de onkosten namelijk niet tijdens ziekte- en vakantiedagen. Dat de declaraties jarenlang zijn goedgekeurd zonder dat werknemer bonnetjes hoefde te tonen, biedt steun aan het standpunt van werknemer maar is, gelet op de letterlijke tekst van de onkostenvergoeding en alle andere omstandigheden, niet doorslaggevend.
Ook is volgens het hof geen sprake van een ‘verworven recht’. Allereerst is geen duidelijke afspraak gemaakt nu werknemers van het UWV de onkostenvergoeding fout hebben toegepast. Dat dit laatste jarenlang is gebeurd, acht het hof relevant, maar daar staat tegenover dat het UWV meermaals heeft medegedeeld dat de regeling anders dan werknemer dat deed moest worden toegepast. Ook kon werknemer in de personeelswijzer de juiste toepassing van de regeling nagaan. Daarnaast is het financiële nadeel dat werknemer door de correcte toepassing lijdt beperkt en maakt dit een eind aan jarenlang onterecht genoten voordeel. Tot slot vindt het hof relevant dat het UWV belang heeft bij een correcte en uniforme naleving van de daggeldvergoeding. De slotsom is dat de vordering van werknemer wordt afgewezen.
Als je vragen hebt over dit artikel of anderszins met een arbeidsrechtelijke vraag zit, neem dan contact op met Babs Dubois, Hannah Brenninkmeijer of Mike van Zeijderveld via 020-820 44 67 of via Dubois@loyr.nl, Brenninkmeijer@loyr.nl of Vanzeijderveld@loyr.nl.