Kunnen particulieren inleners zijn bij een uitzendovereenkomst?

Op 11 april 2025 oordeelde de Hoge Raad dat schoonmakers die via het online platform Helpling werkzaam waren deel uitmaakten van een uitzendconstructie. Daarbij maakt het volgens de Hoge Raad geen verschil of de inlener een beroeps- of bedrijfsmatige organisatie is.

Het platform Helpling bracht huishoudens in contact met schoonmakers. Deze schoonmakers maakten een profiel aan en accepteerden opdrachten van verschillende huishoudens via het platform. De schoonmakers bepaalden zelf het tarief, maar mochten dat alleen doen binnen de grenzen die Helpling stelde. De betalingen, waarover Helpling een commissie ontving, verliepen via een door Helpling voorgeschreven betalingsdienst. In geval van ziekte kregen de schoonmakers geen loon uitbetaald. Zowel de schoonmakers als de huishoudens hadden geen invloed op de algemene voorwaarden, terwijl Helpling deze eenzijdig kon wijzigen.

Helpling stelt zich op het standpunt dat geen sprake was van een dienstverband tussen hen en de schoonmakers, maar wel tussen de schoonmakers en de huishoudens. Vakbond FNV stelt daarentegen dat sprake was van een arbeidsovereenkomst dan wel van een uitzendovereenkomst tussen Helpling en de schoonmakers. Het hof gaf FNV in hoger beroep gelijk en oordeelde dat inderdaad sprake was van een uitzendovereenkomst. Helpling ging vervolgens in cassatie bij de Hoge Raad.

Juridisch kader

In cassatie voert Helpling aan dat voor het bestaan van een uitzendovereenkomst als bedoeld in artikel 7:690 Burgerlijk Wetboek, vereist is dat de inlener een professionele partij is. De Hoge Raad maakt korte metten met deze stelling en oordeelt dat op basis van zowel de wetsgeschiedenis als het stelsel van de wet niet noodzakelijk is dat de terbeschikkingstelling plaatsvindt in het kader van een beroep of bedrijf van de inlener. Ook een particulier huishouden kan dus als inlener kwalificeren. De Uitzendrichtlijn van de Europese Unie beperkt zich wél tot inlenende ondernemingen, maar de Nederlandse wetgever heeft bewust voor een bredere definitie gekozen, aldus de Hoge Raad.

Daarnaast bevestigt de Hoge Raad het oordeel van het hof dat op basis van de toets het Deliveroo-arrest, waarbij rekening wordt gehouden met meerdere gezichtspunten van de arbeidsverhouding, Helpling als de werkgever van de schoonmakers moet worden aangemerkt. Hoewel Helpling aanvoert dat de huishoudens de werkgever van de schoonmakers waren, oordeelt de Hoge Raad in navolging van het hof dat het formele werkgeversgezag bij Helpling lag.

Belang voor de praktijk

Het arrest toont het belang aan van de uitlegfase van de gemaakte afspraken bij de kwalificatie van een arbeidsovereenkomst. De afspraken die partijen maken op papier blijven belangrijk voor de vraag of wel of geen sprake is van een arbeidsovereenkomst. Daarnaast maakt de Hoge Raad duidelijk dat een inlener ook een particulier kan zijn in het kader van een uitzendconstructie.

Hoewel Helpling al in januari van 2023 failliet is verklaard, zullen toekomstige aanbiedingsplatformen met een vergelijkbaar bedrijfsmodel moeten opletten hoe zij vormgeven aan de algemene voorwaarden. Als het platform zich zelf te veel controle geeft, bestaat de kans dat zij als werkgever wordt aangemerkt met alle gevolgen van dien, waaronder het afdragen van premies en het toepassen van de relevante cao.

Als u vragen over dit arrest hebt of over andere arbeidsrechtelijke vragen wil stellen, kunt u contact opnemen met Hannah Brenninkmeijer (Brenninkmeijer@loyr.nl) of Babs Dubois (dubois@loyr.nl).